Om begrijpend te kunnen lezen, moet je vlot kunnen lezen. Daarom besteden we in groep 3 en 4 vooral aandacht aan het technisch leesniveau. Vanaf groep 5 starten we met begrijpend lezen.
Naast vlot kunnen lezen zijn ook de woordenschat en actief lezen belangrijk voor het begrijpend lezen. Kinderen leren begrijpend te lezen door een goede instructie van de leerkracht. De kinderen moeten leren hoe ze een tekst kunnen begrijpen. Daarom fungeert de leerkracht in de lessen begrijpend lezen als hardop denkend rolmodel. Hardop denkend leert de leerkracht de kinderen wat ze moeten doen als ze een tekst niet begrijpen, zoals:
- Aanpassen van de leessnelheid;
- Doorlezen/herlezen/het woord uit elkaar halen;
- Opzoeken (voorspellen) van de betekenis van een woord;
- Verder lezen;
- Nagaan of je de tekst hebt begrepen.
Kinderen die moeite hebben met begrijpend lezers zitten in de instructiegroep en nemen samen met de leerkracht de tekst en de opdrachten door. De andere kinderen werken in twee- of drietallen. Deze kinderen denken hardop en lezen samen actief de tekst en maken de opdrachten. Voor de kinderen is de leerkracht in eerste instantie model, later is hij meer een begeleider. Voor de zwakkere begrijpend lezers blijft hij model.
We maken gebruik van de interactieve methode “Nieuwsbegrip”. De leerlingen krijgen wekelijks teksten en opdrachten aan de hand van het actuele nieuws. Er is iedere week een basisles en een XL-les. De XL-les is een digitale les en tijdens deze les komen verschillende soorten teksten aan de orde. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan de woordenschatontwikkeling.
De lessen worden groepsdoorbrekend aangeboden en sluiten aan bij het niveau van het kind. Dit bepalen we op basis van de toetsscores van de kinderen op de methodegebonden en methode- onafhankelijke toetsen. Kinderen lezen een A- of een B-tekst en kinderen die echt al verder zijn krijgen de C-tekst aangeboden.